1

het doek

Het doek in de bioscoop had een breedbeeldformaat.

Correct!
Dit is een de-woord en een het-woord met betekenisverschil (homoniem): 1 de doek m = gebruiksvoorwerp; 2 het/de doek o+m = gordijn, projectiescherm, schilderdoek, schilderij, weefsel

Volgende