8
2

het punt

Ik stond op het punt te vertrekken toen de telefoon ging.

Goed!
Dit is een de-woord en een het-woord met betekenisverschil (homoniem): 1 het punt o = plek, plaats, ogenblik, onderdeel; 2 de/het punt v(m)+o = klein vlekje, leesteken dat een zin afsluit, eenheid in een spel, typografische eenheid; 3 in een scherpe hoek eindigend voorwerp.

Volgende